Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4545

Datum uitspraak2008-11-14
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/293 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Juiste beperkingen in acht genomen. De wetgever acht de ernst van de subjectieve klachten niet maatgevend bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid.


Uitspraak

07/293 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 december 2006, 06/1209 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 14 november 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Mostert te Oirsbeek. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. Wardenburg. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 20 april 2006 - waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellante per 3 januari 2006 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% - ongegrond verklaard. 2. De gronden van het hoger beroep zijn, naar appellante in haar brief van 14 februari 2007 aan de Raad heeft medegedeeld, gelijk aan de gronden die door haar in bezwaar en beroep bij de rechtbank naar voren zijn gebracht. 3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden bedoeld in rechtsoverweging 2 afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. 3.2. De in de loop van de procedure in hoger beroep door appellante ingebrachte brieven van de psychiater J.M.C. Martens van 6 juni 2007 en 18 oktober 2007 leiden niet tot het oordeel dat het Uwv - zich baserend op de opvatting van de bezwaarverzekeringsarts - per de in geding zijnde datum de beperkingen van appellante onjuist heeft vastgesteld. Terecht heeft de bezwaarverzekeringsarts in haar rapportage van 20 november 2007 erop gewezen dat hetgeen door Martens is aangegeven geen nieuw licht werpt op de gezondheidssituatie van appellante. Martens is van opvatting dat sprake is van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis. Hiervan is bij het vaststellen van de beperkingen van appellante ook uitgegaan. Terecht heeft de bezwaarverzekeringsarts voorts aangegeven dat de wetgever de ernst van de subjectieve klachten niet maatgevend acht bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Martens is in zijn brief van 18 oktober 2007 waarin hij stelt: “Zoals iedere arts in zijn alledaagse praktijk weet is de lijdensdruk van subjectieve klachten, niet objectiveerbare klachten, enorm.” en aangeeft dat naar zijn mening een en ander dient te leiden tot zeer veel beperkingen, aan voormeld uitgangspunt van de wetgever voorbij gegaan. 3.3. Hetgeen appellante heeft gesteld omtrent de niet adequate behandeling van haar klachten is voor de in geding zijnde beoordeling van de mate van haar arbeidsongeschiktheid niet van doorslaggevende betekenis. Per datum in geding worden de beperkingen, zoals die beperkingen zich per die datum voordoen, vastgesteld. Dat deze beperkingen bij een behandeling als door Martens in zijn brief van 6 juni 2007 bedoeld per datum in geding wellicht een andere omvang zouden hebben gehad blijft hierbij buiten beschouwing. 3.4. Het hoger beroep van appellante treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 3.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008. (get.) J. Brand. (get.) A.C.A. Wit. RB